Een radio dataverbinding configureren
- Verbind de bedieningseenheid, ontvanger, radio en, indien nodig, de stroomtoevoer. Zie Een radio met de GNSS ontvanger verbinden.
- Tik op
en selecteer Instellingen / Meetmethodes. Selecteer de gewenste meetmethode. Druk op Edit.
- Wanneer u de dataverbinding instelt voor de:
- rover ontvanger, selecteert u Rover dataverbinding.
- base ontvanger, selecteert u Base dataverbinding.
- Stel het veld Type in op Radio.
-
Stel het veld Radio in op het type radio dat u gebruikt.
Als uw radio niet in de lijst voorkomt, selecteert u Custom radio en definieert u de ontvanger poort, baud rate en parity.
-
Als de radioverbinding die wordt gebruikt een bekende maximum data doorvoersnelheid heeft, selecteert u het vakje Bandbreedte beperking en voert u de bekende maximum datawaarde in bytes per seconde in het veld Bandbreedte limiet in.
De GNSS basis ontvanger gebruikt deze waarde om het aantal satellietberichten logisch te reduceren, zodat de maximum hoeveelheid niet wordt overschreden. Deze optie is beschikbaar voor CMR+, CMRx en RTCM v3.x uitzendformaten.
Als u een oude radio hebt, of met lage baud rates werkt en u niet alle basis SV's krijgt, kunt u proberen de bandbreedte limiet te verlagen totdat u ze wel krijgt.
-
Als de radio:
- direct met de ontvanger verbonden is, schakelt u het vakje bij Routeer door bedieningseenheid uit. Geef het nummer van de ontvangerpoort op waarop de radio aangesloten is en de baud rate voor de communicatie.
- met de bedieningseenheid verbonden is, vinkt u het vakje bij Routeer door bedieningseenheid aan. Hierdoor kan real‑time data tussen de ontvanger en de radio via de bedieningseenheid worden geleid. Geef het nummer van de poort van de bedieningseenheid op waarop de radio aangesloten is en de baud rate voor de communicatie.
- Om met de radio die u hebt geselecteerd te verbinden en de interne instellingen van de radio te configureren, drukt u op Verbinden.
- Als de softkey Verbinden niet wordt weergegeven, kunt u de interne instellingen van het type radio dat u hebt geselecteerd niet configureren.
- Sommige TRIMTALK en Pacific Crest radio's moeten in commando modus staan om ze te kunnen configureren. De commando modus wordt bij het inschakelen kort geactiveerd. Volg de aanwijzingen op om met de radio te verbinden.
- Om een nieuwe ontvangfrequentie voor de rover radio toe te voegen, drukt u op Frq tvg. Voer de nieuwe frequentie in en druk op Voeg in. De nieuwe frequentie wordt naar de radio verzonden en verschijnt in de lijst van beschikbare frequenties. Om de nieuwe frequentie te gebruiken, moet u deze in de lijst selecteren.
-
Druk op Enter als alle gegevens correct zijn.
Er verschijnt een radiosignalen symbool
op de statusbalk als een meting wordt gestart. Wanneer er een probleem met de dataverbinding tussen de base en rover ontvangers is, verschijnt er een rood kruis op het radiosignalen symbool
.
Druk op het radiosignalen symbool om de instellingen te controleren. Als de bedieningseenheid met een ontvanger met interne radio verbonden is, kunt u de interne instellingen van die radio ook opnieuw configureren.
U kunt ook naar de dataverbinding configuratie gaan door in het scherm GNSS functies op de knop Dataverbinding te drukken. Zie GNSS functies.
In sommige landen is het wettelijk niet toegestaan de frequentie van een radio te wijzigen. De Trimble Access software gebruikt de laatste GNSS positie om te bepalen of u zich in een dergelijk land bevindt. Als dat het geval is, worden alleen de beschikbare frequenties in het veld Frequentie getoond.
Als u Base dataverbinding selecteert en het veld Type op Custom radio instelt, kunt u ook Clear To Send (CTS) inschakelen.
Schakel CTS alleen in als de ontvanger aangesloten is op een radio die CTS ondersteunt. Trimble GNSS ontvangers ondersteunen RTS/CTS flow control wanneer u CTS inschakelt. Voor meer informatie over ondersteuning van CTS raadpleegt u de documentatie die bij de ontvanger meegeleverd is.
De interne radio van een geïntegreerde Trimble GNSS ontvanger kan ook als base radio functioneren wanneer hij als zendontvanger geconfigureerd is en de optie UHF zenden op de ontvanger ingeschakeld is. Dit voorkomt dat u een externe radio oplossing aan de base ontvanger moet gebruiken om base data uit te zenden.