De geïntegreerde meetmethode configureren

1. Tik op en selecteer Instellingen / Meetmethodes.
2. Druk op Nieuw.
3. Voer de Methode naam in en zet het Methode type op Integrated Surveying. Druk op Accept.
4. Selecteer de Conventionele en GNSS meetmethodes waarnaar u wilt verwijzen in de geïntegreerde meetmethode. Druk op Accept.

5. In het veld Offset prisma - antenne tikt u op en selecteert u het prisma type. Het veld Offset prisma - antenne wordt gevuld met de juiste offsetwaarde voor het geselecteerde prisma.

   Als een onjuiste methode voor meting van de antenne ingesteld is, wordt een onjuiste offset op de hoogte van de GNSS antenne toegepast. Controleer of de juiste positie is geselecteerd in het veld Gemeten naar voor de antenne op het formulier Rover opties van de GNSS meetmethode waarnaar in de geïntegreerde meetmethode wordt verwezen. Bij R12i, R12 en R10 ontvangers is de offset van het middelpunt van het prisma tot de onderkant van de snelkoppeling. Bij andere ontvangers is de offset van het middelpunt van het prisma tot de onderkant van de antenne bevestiging.

   Om de GNSS antenne hoogte tijdens een geïntegreerde meting te wijzigen, moet u de huidige prisma hoogte wijzigen. Zie De antenne of prisma hoogte tijdens een geïntegreerde meting wijzigen.

6. Bij het inmeten van een weg met de Wegen software is de hoogte optie Precies beschikbaar. Om de horizontale GNSS positie met de hoogte van een conventionele opstelling te combineren, vinkt u Precieze hoogte aan.

   Bij gebruik van precieze hoogte wordt het robotische total station normaal gesproken op enige afstand opgesteld, waar het een goed zicht heeft en veilig voor machines is. De hoogte wordt bepaald d.m.v. een of meer Opstelling hoogte metingen naar een of meer punten met een bekende hoogte. U kunt het robotic total station opstellen op een bekend grondslagpunt, maar dat is niet noodzakelijk.

7. Druk op Accept.
8. Druk op Opsl.