DTM's en oppervlakken
U kunt elektronische representaties van een topografisch oppervlak of digitaal terreinmodel (DTM) op de kaart bekijken. De Trimble Access software ondersteunt oppervlakken in de volgende bestandsformaten:
- gerasterde terreinmodellen (.dtm)
- getrianguleerde terreinmodellen (.ttm)
- driehoekige 3D vlakken in een DXF bestand (.dxf)
-
getrianguleerde DTM's in een LandXML bestand (.xml)
U moet een projectie en datumtransformatie definiëren voordat u een DTM in een GNSS of conventionele meting gebruikt.

Om een DTM op de kaart weer te geven, tikt u op op de werkbalk van de kaart om het scherm Gekoppelde bestanden te openen en daarna selecteert u de tab Kaartbestanden. Tik éénmaal op het DTM bestand om het zichtbaar (
) te maken. Tik er nogmaals op om punten in het bestand selecteerbaar (
) te maken. Als het bestand een DXF of LandXML bestand is, tikt u op de pijl naast de bestandsnaam en daarna tikt u eenmaal op de gewenste laag om die zichtbaar te maken en nogmaals om hem selecteerbaar te maken.
Als een oppervlak op de kaart ingeschakeld is, geeft een kleurverloop de hoogteveranderingen aan. Om het kleurverloop uit te schakelen en alleen een omtrek van het oppervlak weer te geven, tikt u op Opties en schakelt u het vakje Kleurverloop weergeven uit.
Om het oppervlak op de kaart te roteren, tikt u op en daarna tikt u op de kaart en sleept u om de weergave te roteren. Het symbool
in het midden van de kaart geeft het rotatiemiddelpunt aan.

U kunt uitgraven en ophogen t.o.v. het DTM bekijken en een offset opgeven om het DTM hoger of lager te maken. De offset kan verticaal of loodrecht t.o.v. het DTM worden toegepast.
- Breng een DTM bestand over naar de desbetreffende projectmap op de bedieningseenheid.
- Zorg ervoor dat het bestand dat het alignement bevat zichtbaar en selecteerbaar is op de kaart.
Als die beschikbaar zijn, worden uw huidige positie, de DTM hoogte en afstand boven (uitgraven) of onder (ophogen) het DTM op het kaartscherm weergegeven.
- Indien nodig stelt u in het veld Offset t.o.v. DTM een offset ten opzichte van het DTM in. Tik op
en selecteer of de offset verticaal of loodrecht op het DTM moet worden toegepast. De waarde V.Afst DTM is tot de offset positie. De offset kan worden geconfigureerd in Opties wanneer u het DTM bestand selecteert. Een ingestelde offset wordt ook op de kaart weergegeven.
- Om de prisma- of antennehoogte te wijzigen, tikt u op het prisma- of antennesymbool op de statusbalk.
Als de prisma- of antennehoogte niet gedefinieerd is, zijn de hoogte en uitgraven/ophogen nul (?).
Als de offset loodrecht op het DTM wordt toegepast, wordt de uitgraven/ophogen waarde in de volgende stappen berekend:
- Bepalen op welke driehoek de huidige positie ligt (1).
- Die driehoek in een rechte hoek offsetten met de opgegeven offset waarde (2) om een nieuwe driehoek te definiëren.
- De hoogte van dezelfde positie op de nieuwe driehoek (3) berekenen.
- De uitgraven/ophogen waarde berekenen van de berekende hoogte naar de uit te zetten positie (4).

Op de kaart kunt u punten en lijnen op het oppervlak selecteren en die daarna in andere software functies gebruiken, bijvoorbeeld om een Cogo berekening uit te voeren, een oppervlak aan te maken, of om uit te zetten.
Als u drie of meer 3D punten in de job hebt, kunt u een oppervlak aanmaken en dat als getrianguleerd terrein model (TTM) in de huidige projectmap opslaan. Vervolgens kunt u het oppervlak gebruiken om een volume te berekenen. Zie Een oppervlak aanmaken.
Tijdens een meting kunt u de meetmethode Meet naar oppervlak gebruiken om de kleinste afstand van het gemeten punt naar het geselecteerde oppervlakmodel te berekenen en op te slaan.

U kunt punten op een DTM uitzetten, of u kunt punten, lijnen, bogen, of alignementen uitzetten ten opzichte van het DTM. Zie Een DTM uitzetten en Uitgraven/ophogen naar een DTM weergeven tijdens uitzetten.
U kunt een uitzetrapport genereren, dat de verticale afstand (uitgraven/ophogen) t.o.v. het DTM dat wordt uitgezet weergeeft. Zie Door de gebruiker te definiëren uitzetformaten.