
Auto uitzetten van lijnen of punten in Mijnen
Om automatisch uit te zetten... | Selecteer... |
---|---|
Een lijn op gezette intervallen op het plafond van de mijngang | Middellijn |
Een lijn op gezette intervallen op de wanden van de mijngang | Hellinglijn |
Snijpunten tussen de mijnwand en een lijn gedefinieerd door twee punten | Laserlijnen |
Snijpunten tussen de mijnwand en laserlijnen gedefinieerd als haaks op de middellijn met een gedefinieerde interval | Laserlijnen offset van een middellijn |
Het snijpunt tussen een mijnvlak en een lijn | Projecteer lijn |
Het snijpunt tussen een mijnvlak en een lijn gedefinieerd door twee punten | Schietgaten |
Kantelpunten die op het plafond van de mijn zijn geprojecteerd | Kantelpunten |
Data aan de job toevoegen
U kunt lijnenwerk aan de job toevoegen uit een DXF of STR (Surpac) bestand.
Punten kunnen worden geïmporteerd in de job, gekoppeld aan de huidige job, of geïmporteerd in een andere job, waarna die job aan de huidige job wordt gekoppeld. Om punten te importeren, tikt u op en selecteert u Job en daarna tikt u op Import. Afhankelijk van de objecten die u wilt uitzetten, moeten de punten in de job aan de volgende criteria voldoen:
- Kantelpunten moeten door een voor- of achtervoegsel in de puntnaam worden geïdentificeerd.
- Laserlijn punten moeten bij elkaar horende puntenparen zijn, gedefinieerd door middel van hun puntnaam. Een punt moet een voor- of achtervoegsel hebben om het als het linker of rechter uiteinde van de lijn te definiëren. De rest van de puntnaam moet bij elk puntenpaar identiek zijn, anders wordt er geen geldig paar gevonden. Als het voorvoegsel voor linker punten bijvoorbeeld L en voor rechter punten R is, dan worden de volgende punten geïdentificeerd als geldige paren: L1–R1, L15–R15, L101–R101, enz.
- Schietgat punten moeten bij elkaar horende puntenparen zijn, gedefinieerd door middel van hun puntnaam. Een punt moet een voor- of achtervoegsel hebben om het als de kraag of teen van het schietgat te definiëren. De rest van de puntnaam moet bij elk puntenpaar identiek zijn, anders wordt er geen geldig paar gevonden. Als het voorvoegsel voor het kraagpunt bijvoorbeeld K en voor het teenpunt T is, dan worden de volgende punten geïdentificeerd als geldige paren: 1K‑1T, 15K‑15T, A1K‑A1T, enz.