Ontvanger instellingen
Om de configuratie van de aangesloten GNSS ontvanger te bekijken, houdt u het ontvanger symbool op de statusbalk ingedrukt.
Het scherm Ontvanger instellingen toont informatie over het type, de firmware versie en capaciteiten van de verbonden ontvanger.
Gebruik de softkeys onder aan het scherm om meer instellingen te configureren.
Voor het configureren van:
- een Bluetooth verbinding met de ontvanger, tikt u op Bluetooth.
- GNSS eBubble opties, tikt u op eBubble. Zie GNSS eBubble tiltsensor.
- de RTX satellieten die worden gebruikt, tikt u op RTX SV. Zie De RTX status bekijken.
Wi-Fi instellingen voor de ontvanger configureren
De Wi-Fi instellingen configureren op een ontvanger die geschikt is voor Wi-Fi:
-
Verbind met de ontvanger, maar start nog geen meting.
-
Tik op
en selecteer Instrument / Ontvanger instellingen en tik daarna op Wi‑Fi.Als de Wi-Fi softkey niet wordt weergegeven, controleert u of u geen meting hebt gestart.
- Selecteer de Modus. Er worden drie modi ondersteund:
- uit
- Access Point: gebruik deze modus om de ontvanger als access point (toegangspunt) in te stellen, zodat meerdere clients er verbinding mee kunnen maken.
- Client: gebruik deze modus om de ontvanger in staat te stellen met een bestaand netwerk verbinding te maken.
Door inschakelen van de Access point of Client modus wordt de gebruiksduur van de ontvangerbatterij korter.
-
Configureer de instellingen naar behoefte. Raadpleeg de handleiding van de ontvanger voor uitgebreide informatie.
Om de ontvanger als mobiele Wi-Fi hotspot te gebruiken als de ontvanger als access point werkt, selecteert u het vakje Mobiele hotspot. Deze optie wordt alleen ondersteund als de ontvanger met het Internet verbonden is via zijn interne modem en Routeer door bedieningseenheid in het GNSS contact uitgeschakeld is.
- Om de ontvanger met de nieuwe instellingen bij te werken, start u de ontvanger opnieuw.
