Een boog intoetsen
-
Tik op
en selecteer Toets in / Bogen.
- Voer de boog naam in en, indien nodig, de code voor de boog.
- Definieer een nieuwe boog m.b.v. één van de volgende methoden:
- Om te veranderen hoe afstanden worden berekend, tikt u op Opties. Zie Cogo instellingen.
- Tik op Calc.
- Druk op Opsl.

- In het Methode veld selecteert u wee punten en straal.
-
Selecteer het startpunt (1) en eindpunt (2) en voer de straal (3) van de boog in.
- Bepaal de richting van de boog.
- Voer waarden voor Startstation en Station interval in.
- Indien nodig selecteert u het vakje Middelpunt opslaan en geeft u een puntnaam voor het middelpunt in.

- In het Methode veld selecteert u Boog lengte en straal.
-
Selecteer het startpunt (1), de achter tangent (2), de straal (3) en de lengte van de boog.
- Geef de richting van de boog en de helling tussen start- en eindpunt in.
- Voer waarden voor Startstation en Station interval in.
- Indien nodig selecteert u het vakje Middelpunt opslaan en geeft u een puntnaam voor het middelpunt in.

- In het Methode veld selecteert u Hoekverschil en straal.
-
Selecteer het startpunt (1), de achter tangent (2), de straal (3) en de gedraaide hoek (4) van de boog.
- Geef de richting van de boog en de helling tussen start- en eindpunt in.
- Voer waarden voor Startstation en Station interval in.
- Indien nodig selecteert u het vakje Middelpunt opslaan en geeft u een puntnaam voor het middelpunt in.

- In het Methode veld selecteert u Snijpunt en tangenten.
-
Selecteer het snijpunt (1) en voer de achter tangent (2), de voor tangent (3) en de straal (4) van de boog in.
- Voer waarden voor Startstation en Station interval in.
- Indien nodig selecteert u het vakje Middelpunt opslaan en geeft u een puntnaam voor het middelpunt in.

- In het Methode veld selecteert u Twee punten en middelpunt.
- Bepaal de richting van de boog.
-
Selecteer het Startpunt (1), Eindpunt (2) en Middelpunt (3) van de boog.
- Voer waarden voor Startstation en Station interval in.

- In het Methode veld selecteert u Drie punten.
-
Selecteer het Startpunt (1), Punt op boog (2) en Eindpunt (3) van de boog.
- Voer waarden voor Startstation en Station interval in.
- Indien nodig selecteert u het vakje Middelpunt opslaan en geeft u een puntnaam voor het middelpunt in.

De kenmerken van een boog zijn hieronder beschreven.
1
Middelpunt
2
Delta hoek
3
Straal
4
Koorde lengte
5
Van punt
6
Achter tangent
7
Snijpunt
8
Tangent lengte
9
Naar punt
10
Voor tangent
De achter tangent waarde (6) heeft betrekking op de richting (in bovenstaande afbeelding rechts) waarin de metrering of afstand toeneemt. Staat u bijvoorbeeld op het snijpunt (7) kijkend in de richting van toenemende metrering of afstand, dan bevindt de voor tangent (10) zich vóór u en is de achter tangent (6) achter u.
Het Richting veld bepaalt of de boog naar links afbuigt (tegen de klok in) of rechts (met de klok mee) vanuit het startpunt (1) naar het eindpunt (2). De volgende afbeelding toont een linkse boog (3) en een rechtse boog (4).
De helling van de boog wordt bepaald door de hoogte van het start- en eindpunt van de boog.