Standplaats coördinaten en instrument hoogte

Wanneer u aan het begin van een meting een standplaats instelling uitvoert, wordt u gevraagd de coördinaten in te voeren van het punt (standplaats) waar u het instrument hebt opgesteld en de instrument hoogte.

Standplaats coördinaten

Als u het instrument op een bekend punt hebt opgesteld en het punt in een gekoppeld bestand beschikbaar is, selecteert u het gekoppelde bestand voor de job en voert u de puntnaam in het veld Instrument punt naam of Oriëntatie achter punt naam in. Het punt wordt dan automatisch naar de job gekopieerd.

Als de coördinaten van het instrument punt niet bekend zijn, maar er wel bekende punten dichtbij zijn, voert u een Vrije standplaats instelling op die bekende punten uit om de coördinaten van het instrument punt te verkrijgen.

Als u de coördinaten van het instrument en/of oriëntatie achter punt niet kunt bepalen, kunt u die intoetsen of later met behulp van GNSS meten (vooropgesteld dat er een geldige lokale GNSS kalibratie is). De coördinaten van punten die vanaf die standplaats zijn gemeten worden dan berekend.

Wanneer u het instrument punt later ingeeft, moet u ervoor zorgen dat u het oorspronkelijke instrument punt in het scherm Dubbel punt overschrijft. De coördinaten van punten die vanaf die standplaats zijn gemeten worden dan berekend.

U kunt de Punt manager gebruiken om de coördinaten van het instrument punt en/of oriëntatie achter punt te wijzigen. Wanneer u dat doet, kunnen de posities van alle records die t.o.v. van die standplaats instelling zijn berekend veranderen.

Instrument hoogte

Welke waarde u in het veld Instrument hoogte invoert, is afhankelijk van het instrument dat u gebruikt en of u de ware hoogte van het instrument meet of naar de Onderste inkeping op het instrument. De standaard methode is het meten van de ware hoogte van het instrument.

Wanneer u naar de inkeping op een Trimble VX of S Series instrument of een Spectra Geospatial FOCUS instrument meet, tikt u op en selecteert u Onderste inkeping. Wanneer u naar de inkeping op een Trimble SX10 of SX12 scanner total station meet, tikt u op en selecteert u Onderste inkeping(SX). Voer de gemeten hoogte tot aan de bovenste rand van de inkeping op het instrument in. De Trimble Access software corrigeert deze gemeten hellingwaarde tot zuiver verticaal en voegt de offset (Ho) toe om zuiver verticaal t.o.v. de niveau‑as te berekenen.

Waarde Definitie

Ho

Afstand (offset) van onderste inkeping tot niveau-as. De waarde van de offset is afhankelijk van het verbonden instrument:

  • Trimble VX of S Series instrument: 0,158 m
  • Trimble SX10 of SX12 scanner total station: 0,138 m

Hm

Gemeten schuine afstand.

Hc

Hm gecorrigeerd van helling naar zuiver verticaal.

HI

Hc + Ho. Zuiver verticale instrument hoogte.

 

  • Als u Onderste inkeping of Onderste inkeping (SX) selecteert, is de minimum schuine afstand (Hm) die u kunt invoeren 0,300 meter. Dit is ongeveer de kleinste schuine afstand die fysiek kan worden gemeten. Als dit minimum niet laag genoeg is, moet u de zuivere hoogte naar de bovenste markering meten.
  • Voor een 2D of planimetrische meting laat u het veld Instrument hoogte op null (?) staan. Er worden dan geen hoogten berekend. Tenzij u een Alleen schaalfactor projectie gebruikt, moet een projecthoogte in de definitie van het coördinatensysteem worden vastgelegd. De Trimble Access software heeft deze informatie nodig om gemeten landafstanden tot ellipsoïde afstanden te reduceren en om 2D coördinaten te berekenen.