Een GNSS contact voor een rover Internet dataverbinding aanmaken

Wanneer u een GNSS contact voor een RTK Internet dataverbinding aanmaakt, biedt het scherm GNSS contact wijzigen de volgende tabbladen:

  • Use the Network connection tab to select how you want to connect to the Internet.

  • Use the Corrections tab to select where you want to obtain RTK corrections from and to configure connection settings for the selected correction source.

  1. Tik op en selecteer Instellingen / Verbindingen. Selecteer het tabblad GNSS contacten.
  2. Tik op Nieuw. Het scherm GNSS contact wijzigen verschijnt.
  3. Voer de naam van het GNSS contact in.
  4. Zet het Contact type op Internet rover.

  5. Configureer indien nodig de Netwerkverbinding instellingen voor het GNSS contact.Zie Een verbinding met het Internet configureren verderop.

  6. Configureer indien nodig de Correcties instellingen voor het GNSS contact.Zie Correctie instellingen configureren verderop.

  7. Druk op Opsl.

Gebruik het tabblad Netwerkverbinding in het scherm GNSS contact wijzigen om te selecteren hoe u verbinding met het Internet wilt maken.

Wanneer u een Bedieningseenheid Internet verbinding gebruikt, kunt u de bedieningseenheid verbinden met het Internet via de SIM-kaart in de bedieningseenheid, of via een eerder geconfigureerde verbinding met een Wi-Fi-netwerk.

When you connect to the Internet using the controller, the Bedieningseenheid Internet connection is available for other functions during the RTK survey, not just receiving RTK data. Other functions include downloading projects and jobs or sending email.

Wanneer u een Bedieningseenheid Internet verbinding gebruikt, kunt u de bedieningseenheid met de ontvanger verbinden via Bluetooth of een seriële kabel.

De netwerkverbinding configureren:

  1. In het veld Netwerkverbinding:

    1. Tik op om het scherm Netwerkverbinding te openen en selecteer de verbinding met de naam Bedieningseenheid Internet.

    2. Als u de Bedieningseenheid Internet verbinding nog niet hebt geconfigureerd, tikt u op Configureren in het scherm Netwerkverbinding om het scherm verbindingsinstellingen van het besturingssysteem te openen en de verbinding in te stellen.

    3. Tik in het scherm Netwerkverbinding op Accept. om terug te keren naar het scherm GNSS contact wijzigen.

  2. Druk op Opsl.

Trimble ontvangers met een intern modem met firmware die na 2017 is uitgebracht, kunnen een Ontvanger Internet verbinding gebruiken.

When you connect to the Internet using the receiver, the Ontvanger Internet connection can only be used for receiving RTK data. You cannot use the Ontvanger Internet connection for other functions, such as downloading projects and jobs or sending email.

De netwerkverbinding configureren:

  1. Tik in het veld Netwerkverbinding op om het scherm Netwerkverbinding te openen en selecteer de verbinding met de naam Ontvanger Internet.Druk op Accept.

    Meestal hoeft u de Ontvanger Internet verbindingsinstellingen niet te wijzigen.

  2. Als de SIM-kaart in de ontvanger een pincode heeft, voert u die in het veld Modem PIN in.
  3. Druk op Opsl.

Als u de verbinding probeert en deze niet werkt, is mogelijk verdere configuratie nodig:

  1. Tik in het veld Netwerkverbinding op om het scherm Netwerkverbinding te openen.

  2. Selecteer de verbinding met de naam Ontvanger Internet en tik op Wijzig.

  3. Tik in het veld APN op om de methode te kiezen voor het selecteren van de Access Point Name (APN) voor de Internet provider.Dit is de service provider die de SIM-kaart in de ontvanger heeft geleverd:

    • Kies SIM standaard om het APN-profiel rechtstreeks vanaf de SIM-kaart in de ontvanger te gebruiken.

    • Kies Access Point Name (APN) om uw Locatie en Provider en plan te selecteren vanuit de APN wizard in Trimble Access. Druk op Accept.

    • Kies Uit modem laden om met het modem te verbinden en de APN-informatie van het modem naar het GNSS contact te laden en op te slaan.De instellingen opgeslagen in het GNSS contact worden telkens gebruikt wanneer u verbinding maakt met behulp van het GNSS contact.

      De optie Uit modem laden is alleen beschikbaar als op de ontvanger firmware versie 5.50 of later geïnstalleerd is.

  4. Voer de Mobiele gebruikersnaam en Mobiel wachtwoord in.Standaard zijn deze velden beide op gast ingesteld.
  5. Druk op Accept.
  6. In het scherm Netwerkverbinding tikt u op Accept.
  7. Druk op Opsl.

If you have another device such as an older receiver or a mobile phone that supports the Bluetooth DUN service, you can connect the controller to the Internet through that device. You can also connect the controller to the Internet through a separate smartphone.

De Internet verbinding is tijdens de RTK meting beschikbaar voor andere functies, niet alleen voor het ontvangen van RTK data. Andere functies zijn het downloaden van projecten en taken of het verzenden van e-mail.

Verbinding maken met internet via een ontvanger of een mobiele telefoon die geen smartphone is:

  • Het modem in het apparaat moet de Bluetooth DUN service ondersteunen.

  • De ontvanger moet een oudere Trimble ontvanger zijn, zoals de R10-1 of R8s.

Als uw ontvanger Bluetooth DUN niet ondersteunt en u Internet op de bedieningseenheid wilt kunnen gebruiken, moet u een Bedieningseenheid Internet verbinding gebruiken.

De bedieningseenheid met het Internet verbinden via:

Gebruik het tabblad Correcties in het scherm GNSS contact wijzigen om te selecteren waar u RTK correcties wilt verkrijgen en om verbindingsinstellingen voor de geselecteerde correctiebron te configureren.

  1. Zet de schakelaar RTX (Internet) gebruiken op Ja.
  2. In het veld Mountpoint naam selecteert u het juiste mountpoint voor uw RTX abonnement en regio.Het RTXIP mountpoint dient voor wereldwijde RTX correcties, terwijl andere bedoeld zijn voor netwerkdekking in specifieke gebieden.
  3. Zet indien nodig de schakelaar Gebruik proxy server op Ja en voer vervolgens het proxy server adres in het veld Proxy server in en voer de Proxy server poort in.
  4. Druk op Opsl.
  1. Zet de schakelaar RTX (Internet) gebruiken op Nee.
  2. Zet de schakelaar NTRIP gebruiken op Ja.
  3. Om te forceren dat de Trimble Access software altijd NTRIP versie 1.0 gebruikt, selecteert u het vakje Gebruik NTRIP v1.0.
  4. Als de NTRIP server:
    • een proxy server gebruikt, zet u de schakelaar Gebruik proxy server op Ja en voert u vervolgens het proxy server adres in het veld Proxy server in en voert u de Proxy server poort in.
    • geen proxy server gebruikt, zet u de schakelaar Gebruik proxy server op Nee.

  5. Om bij het starten van een meting verbinding te maken met een mountpoint zonder dat u om de naam van het mountpoint wordt gevraagd, zet u de schakelaar Direct verbinden met Mountpoint op Ja en voert u de Mountpoint naam in.

    Als er geen mountpoint naam opgegeven is, vraagt het systeem u daarom wanneer u een meting start. Uw keuze wordt dan in het GNSS contact opgeslagen. Als het opgegeven mountpoint niet toegankelijk is wanneer u de meting start, verschijnt er een lijst van beschikbare mountpoints.

  6. Als een gebruikersnaam en wachtwoord nodig zijn om de NTRIP server te gebruiken, voert u de gegevens in de velden NTRIP gebruikersnaam en NTRIP wachtwoord in.

  7. Voer in de velden IP adres en IP poort de gegevens in voor de NTRIP server die vanuit de data provider naar u zijn verzonden.

  8. Als de rover identificatiegegevens via normale NMEA berichten naar de base data server moet leveren, selecteert u het vakje Stuur gebruikersidentificatie.Bij het starten van de meting vraagt de software u deze informatie in te toetsen.
  9. Druk op Opsl.

Voor meer informatie, zie NTRIP server instellingen.

  1. Zet de schakelaar RTX (Internet) gebruiken op Nee.
  2. Zet de schakelaar NTRIP gebruiken op Nee.

  3. Voer in de velden IP adres en IP poort de gegevens in voor de broadcast server die vanuit de data provider naar u zijn verzonden.

  4. Als de rover identificatiegegevens via normale NMEA berichten naar de base data server moet leveren, selecteert u het vakje Stuur gebruikersidentificatie.Bij het starten van de meting vraagt de software u deze informatie in te toetsen.
  5. Druk op Opsl.
  1. Zet de schakelaar RTX (Internet) gebruiken op Nee.
  2. Zet de schakelaar NTRIP gebruiken op Nee.

  3. In de velden IP adres en IP poort voert u de gegevens in die worden getoond in het veld IP instellingen van deze base in het scherm Base weergegeven op de bedieningseenheid aan de base.

    Als het IP-adres van de base bedieningseenheid ongeldig lijkt te zijn, adviseert Trimble een zachte reset van het apparaat uit te voeren voordat u verbinding met het Internet maakt en de base start.

  4. Als de rover identificatiegegevens via normale NMEA berichten naar de base data server moet leveren, selecteert u het vakje Stuur gebruikersidentificatie.Bij het starten van de meting vraagt de software u deze informatie in te toetsen.
  5. Druk op Opsl.