De GNSS antenne hoogte meten
In dit onderwerp wordt beschreven hoe u de hoogte kunt meten van een antenne die op een meetstok of statief is gemonteerd wanneer het veld Gemeten naar is ingesteld op Onderkant v/d antenne of Onderkant v/d antennebevestiging, of Onderkant van snelkoppeling.
In een GNSS-meting voegt de software automatisch de juiste offsetwaarde toe voor de Methode van meten die u selecteert wanneer u de Antenne hoogte waarde invoert. U kunt de offsetwaarden die als referentie worden weergegeven ook gebruiken als de regelgeving ter plaatse vereist dat u de APC-hoogte handmatig berekent als controle voor veldboek doeleinden.

Bij het meten of uitzetten van punten m.b.v. IMU tiltcompensatie moet u absoluut controleren of de ingevoerde antenne hoogte en methode van meten correct zijn. De betrouwbaarheid van de alignering en de betrouwbaarheid van de stokpunt positie, vooral bij bewegen van de antenne terwijl de stokpunt stilstaat, zijn volledig afhankelijk van een correcte antenne hoogte. Residuele fouten in horizontale positie, veroorzaakt door antennebeweging tijdens het meten wanneer de stokpunt stilstaat, kunnen niet worden verwijderd door de antennehoogte te wijzigen na het meten van het punt.

Voor de offsets die automatisch door de software voor elke methode van meten worden toegepast, raadpleegt u het volgende diagram, waarin:
(1) de ontvanger is
(2) de onderkant van de antennebevestiging is
(3) de onderkant van de snelkoppeling is
(4) de ongecorrigeerde hoogte is, gemeten vanaf de stokpunt tot de onderkant van de snelkoppeling
(5) de gecorrigeerde hoogte tot het APC is vanaf de onderkant van de meetstok

Hierna wordt beschreven hoe u de hoogte van een ontvanger meet m.b.v. de hendel aan de ontvanger verlenging, als de ontvanger op een statief is gemonteerd.
Voor de offsets die automatisch door de software voor elke methode van meten worden toegepast, raadpleegt u het volgende diagram, waarin:
(1) de ontvanger is
(2) de hendel van de verlenging is
(3) de gecorrigeerde hoogte tot het APC vanaf het merkteken op de grond is
(4) is de ongecorrigeerde hoogte, gemeten met behulp van een meetband of meetlat van de grondmarkering tot de punt van de hendel (let op: dit is een hellingsmeting)


Voor de offsets die automatisch door de software voor elke methode van meten worden toegepast, raadpleegt u het volgende diagram, waarin:
(1) de ontvanger is
(2) de onderkant van de antennebevestiging is
(3) de onderkant van de snelkoppeling is
(4) de ongecorrigeerde hoogte is, gemeten vanaf de stokpunt tot de onderkant van de snelkoppeling
(5) de gecorrigeerde hoogte tot het APC is vanaf de onderkant van de meetstok

Hierna wordt beschreven hoe u de hoogte van een ontvanger meet m.b.v. de hendel aan de ontvanger verlenging, als de ontvanger op een statief is gemonteerd.
Voor de offsets die automatisch door de software voor elke methode van meten worden toegepast, raadpleegt u het volgende diagram, waarin:
(1) de ontvanger is
(2) de hendel van de verlenging is
(3) de gecorrigeerde hoogte tot het APC vanaf het merkteken op de grond is
(4) is de ongecorrigeerde hoogte, gemeten met behulp van een meetband of meetlat van de grondmarkering tot de punt van de hendel (let op: dit is een hellingsmeting)

Bij het meten of uitzetten van punten m.b.v. IMU tiltcompensatie moet u absoluut controleren of de ingevoerde antenne hoogte en methode van meten correct zijn. De betrouwbaarheid van de alignering en de betrouwbaarheid van de stokpunt positie, vooral bij bewegen van de antenne terwijl de stokpunt stilstaat, zijn volledig afhankelijk van een correcte antenne hoogte. Residuele fouten in horizontale positie, veroorzaakt door antennebeweging tijdens het meten wanneer de stokpunt stilstaat, kunnen niet worden verwijderd door de antennehoogte te wijzigen na het meten van het punt.

Voor de offsets die automatisch door de software voor elke methode van meten worden toegepast, raadpleegt u het volgende diagram, waarin:
(1) de ontvanger is
(2) de onderkant van de antennebevestiging is
(3) de ongecorrigeerde hoogte is, gemeten van de stokpunt tot de onderkant van de antenne bevestiging
(4) de gecorrigeerde hoogte tot het APC is vanaf de onderkant van de meetstok

Hierna wordt beschreven hoe u de hoogte van een ontvanger meet m.b.v. de hendel aan de ontvanger verlenging, als de ontvanger op een statief is gemonteerd.
Voor de offsets die automatisch door de software voor elke methode van meten worden toegepast, raadpleegt u het volgende diagram, waarin:
(1) de ontvanger is
(2) de hendel van de verlenging is
(3) de gecorrigeerde hoogte tot het APC vanaf het merkteken op de grond is
(4) is de ongecorrigeerde hoogte, gemeten met behulp van een meetband of meetlat van de grondmarkering tot de punt van de hendel (let op: dit is een hellingsmeting)

Voor de offsets die automatisch door de software voor elke methode van meten worden toegepast, raadpleegt u het volgende diagram, waarin:
(1) is de ontvanger op een stok gemonteerd
(2) de onderkant van de antennebevestiging is
(3) de ongecorrigeerde hoogte is, gemeten van de stokpunt tot de onderkant van de antenne bevestiging
(4) de gecorrigeerde hoogte tot het APC is vanaf de onderkant van de meetstok

In dit deel behandelen we andere Trimble geïntegreerde GNSS-ontvangers die hierboven niet zijn genoemd, waaronder de Trimble R8s, R8, R6 en R4 ontvangers.
Voor de offsets die automatisch door de software voor elke methode van meten worden toegepast, raadpleegt u het volgende diagram, waarin:
(1) is de ontvanger op een stok gemonteerd
(2) de onderkant van de antennebevestiging is
(3) de ongecorrigeerde hoogte is, gemeten van de stokpunt tot de onderkant van de antenne bevestiging
(4) de gecorrigeerde hoogte tot het APC is vanaf de onderkant van de meetstok
Als deze ontvanger op een statief is gemonteerd, meet u de hoogte van de grondmarkering tot het midden van de gele bumper tussen de grijze voet en de witte bovenkant van de antenne en selecteert u Midden van bumper in het veld Gemeten naar. Let op: dit is een hellingsmeting.

Voor de offsets die automatisch door de software worden toegepast, raadpleegt u het volgende diagram, waarin:
(1) de Zephyr 3 Rover antenne is
(2) de gecorrigeerde hoogte tot APC is
(3) de ongecorrigeerde hoogte is, gemeten van de stokpunt tot de onderkant van de antenne
Als deze antenne op een statief is gemonteerd, meet dan de hoogte vanaf het merkteken op de grond tot de bovenkant van de nok die uit de zijkant van de antenne steekt.

Als de Zephyr 3 Base antenne op een statief is gemonteerd, meet u de hoogte tot aan de onderkant van de nok aan de zijkant van de antenne.
Voor de Onderkant v/d nok methode van meten, wanneer de antenne op een statief staat, raadpleegt u het volgende diagram, waarbij:
(1) de Zephyr 3 Base antenne is
(2) het grondvlak is
(3) de onderkant van de nok is
(4) de bovenkant van de nok is
(5) de ongecorrigeerde hoogte is, van het merkteken op de grond tot de onderkant van de nok
Meet de hoogte tot aan drie verschillende nokken aan de onderkant op de omtrek van de grondplaat. Neem vervolgens het gemiddelde daarvan als de ongecorrigeerde antennehoogte.