Opties voor NMEA uitvoer

Als uw uitrusting extra apparatuur bevat die nauwkeurige posities vereist, zoals grondradar- of sonarsystemen, kunt u Trimble Access configureren om posities van de verbonden GNSS-ontvanger te delen als NMEA-0183 berichten.

Om berichten in NMEA-0183 formaat uit te voeren en te verzenden naar het apparaat dat met de GNSS-ontvanger verbonden is, configureert u de instellingen in het NMEA uitvoer scherm van uw GNSS-meetmethode.

Het NMEA uitvoer scherm is niet beschikbaar bij de Trimble DA2 ontvanger.

Job coördinaten gebruiken

Selecteer het vakje Job coördinaten gebruiken als u wilt dat de geselecteerde NMEA berichten door de Trimble Access software worden gegenereerd, zodat ze dezelfde coördinaten en hoogten als de job gebruiken.

Als u een ontvanger met IMU tiltcompensatie gebruikt:

  • Als IMU tiltcompensatie ingeschakeld is en het selectievakje Job coördinaten gebruiken geselecteerd is, voert de software meetstokpunt (grond) posities uit, ongeacht of de IMU gealigneerd is of dat de ontvanger in de alleen-GNSS modus werkt.
  • Als IMU tiltcompensatie ingeschakeld is en het selectievakje Job coördinaten gebruiken niet geselecteerd is, past de ontvanger de antenne hoogte toe en voert meetstokpunt (grond) posities uit.
  • Als IMU tiltcompensatie uitgeschakeld is, voert de ontvanger antenne fasecentrum (APC) posities uit.

Voor GNSS-ontvangers die geen kanteling ondersteunen, worden hoogten uitgevoerd als APC (antenne fasecentrum) hoogten.

Als u een R10 of R12 ontvanger gebruikt, blijft de NMEA uitvoer tijdens een gecompenseerde puntmeting antenne fasecentrum (APC) hoogten. Er wordt geen tilt compensatie toegepast op posities in de uitgevoerde NMEA berichten in de ontvanger- of jobcoördinaten.

Wanneer u het vakje Job coördinaten gebruiken selecteert, zijn de beschikbare NMEA berichttypen beperkt tot NMEA GGA, GGK, GLL en PJK. Wanneer u dit vakje uitschakelt, zijn er meer NMEA berichten beschikbaar om uit te voeren.

Schakel het keuzevakje Job coördinaten gebruiken uit als u wilt dat de geselecteerde NMEA berichten door de ontvanger worden gegenereerd, zodat ze de hoogtereferentie gebruiken die in de ontvanger beschikbaar is. Voor orthometrische hoogten betekent dit dat het geoïde model dat in de ontvanger firmware ingebouwd is wordt gebruikt, niet het model dat in de job wordt gebruikt.

Uit te voeren berichten

Selecteer de uit te voeren berichttypen en de snelheid waarmee elk berichttype wordt uitgevoerd. Als het vakje Job coördinaten gebruiken aangevinkt is, gelden snelheden sneller dan 1 s alleen voor posities die tijdens uitzetten worden gegenereerd.

Seriële poort instellingen

  1. Selecteer de Ontvanger poort die het extra apparaat gebruikt om met de GNSS-ontvanger te verbinden. De Trimble Access software voert NMEA-berichten uit naar dezelfde poort, zodat ze door het extra apparaat kunnen worden gebruikt.

    • Bij gebruik van een USB-poort:

      • Als u kabel art.nr. 80751 gebruikt, van de USB lemo-poort op de ontvanger naar een USB-A aansluiting, selecteert u de optie Virtuele seriële USB-poort.

      • Als u kabel art.nr. 87144 gebruikt, van de USB lemo-poort op de ontvanger naar een DB9 seriële aansluiting, selecteert u de optie USB seriële aansluiting.

    • Wanneer u Bluetooth selecteert in het veld Ontvanger poort, gaat de Trimble Access software ervan uit dat het extra apparaat is verbonden via Bluetooth poort 1 op de GNSS-ontvanger.

      Om Bluetooth te gebruiken om NMEA-berichten uit te voeren bij gebruik van een bedieningseenheid met Android, moet een GNSS-ontvanger met Trimble ProPoint technologie firmware versie 6.28 of hoger hebben. Als de GNSS-ontvanger geen Trimble ProPoint-technologie heeft, moet de ontvanger firmware versie 5.68 of hoger hebben.

  2. Zorg ervoor dat de Baud rate en Pariteit instellingen overeenkomen met de instellingen op het apparaat dat de NMEA-berichten ontvangt.