Monitoring opties

Om Monitoring opties te configureren, tikt u op en selecteert u Opties.

Epoch begin

  • Inactieve tijd (min) – definieert de wachttijd tussen het einde van een epoch en het begin van de volgende.
  • Interval tijd (min) – definieert de wachttijd tussen het begin van een epoch en het begin van de volgende. De minimum tijd varieert afhankelijk van de tijd die het kost om elke epoch te voltooien; dat wil zeggen: de interval tijd moet langer zijn dan de tijd die wordt genomen om een epoch te meten.

Meetinstellingen

Selecteer de volgorde waarin waarnemingen worden gedaan, hoeveel waarnemingen er worden gedaan en andere meetinstellingen.

Kijkerstand volgorde

  • Alleen kijkerstand 1 – er worden alleen waarnemingen in kijkerstand 1 uitgevoerd
  • Kijkerstand 1...kijkerstand 2... – er worden kijkerstand 1 waarnemingen naar alle punten uitgevoerd en vervolgens worden kijkerstand 2 waarnemingen naar alle punten uitgevoerd
  • Kijkerstand 1 / Kijkerstand 2... – kijkerstand 1 en daarna kijkerstand 2 waarnemingen worden uitgevoerd naar het eerste punt, daarna worden kijkerstand 1 en kijkerstand 2 waarnemingen uitgevoerd naar het volgende punt, enzovoort

Meetvolgorde

Als Kijkerstand volgorde ingesteld is op Kijkerstand 1... kijkerstand 2.., zet u Meetvolgorde op:

  • 123...123 – om waarnemingen in kijkerstand 2 in dezelfde volgorde als de waarnemingen in kijkerstand 1 uit te voeren
  • 123...321 – om waarnemingen in kijkerstand 2 in omgekeerde volgorde als de waarnemingen in kijkerstand 1 uit te voeren

Als Kijkerstand volgorde ingesteld is op Alleen kijkerstand 1 of Kijkerstand 1/kijkerstand 2..., zet u Meetvolgorde op:

  • 123...123 – om elke ronde van waarnemingen in dezelfde volgorde uit te voeren
  • 123...321 – om elke tweede ronde van waarnemingen in omgekeerde volgorde uit te voeren

Aantal metingen

Voer het aantal metingen voor elk punt in elke ronde in.

Aantal series

Voer het aantal rondes in elke epoch in.

EDM instellingen voor afstand instellen

De precisie afhankelijk van het verbonden instrument instellen.

Instrument modus voor afstand instellen

Schakel het selectievakje Instrument modus voor afstand instellen in om prioriteit te geven aan mogelijkheden voor langere afstanden. Schakel het selectievakje uit om prioriteit te geven aan de meetsnelheid en tijd te besparen.

Als u het selectievakje Instrument modus voor afstand instellen inschakelt, splitst Trimble Access Monitoring de metingen in tweeën op: een hoekmeting en een afstandsmeting. Deze methode van meten maakt het mogelijk om in alle omgevingsomstandigheden metingen uit te voeren. Naast het opsplitsen van metingen selecteert deze instelling automatisch de juiste werkmodus voor de gemeten doelen.

Als u ervoor kiest om de optie Instrument modus voor afstand instellen niet in te schakelen, wordt de meetsnelheid verhoogd, doordat metingen niet meer in tweeën worden gesplitst. Het afstandsbereik kan echter kleiner zijn, wat meer opvalt bij het meten in de LA FineLock werkmodus.

Passieve doelen automatisch meten

Als dit keuzevakje niet geselecteerd is, moet u handmatig op passieve doelen richten.

Geblokkeerde richtpunten vóór overslaan

Richtpunten vóór worden automatisch overgeslagen als meten niet mogelijk is, bijvoorbeeld wanneer het prisma geblokkeerd wordt.

Laser aanwijzer (alleen DR)

Selecteer het keuzevakje om de laser aanwijzer te activeren tijdens een DR meting.

Ontbrekende doelen herhalen

Schakel dit selectievakje in om gemiste metingen, veroorzaakt door een tijdelijke blokkering, automatisch te herhalen, bijvoorbeeld als een voertuig korte tijd voor een prisma is geparkeerd.

Gemiste oriëntatie achter punten worden direct herhaald tijdens elke ronde. Andere punten worden automatisch herhaald aan het einde van de ronde.

Trimble SX10/SX12

De instellingen in de Trimble SX10/SX12 groep zijn alleen van toepassing op de Trimble SX10 of SX12 scanner total station.

Standaard afbeelding maken activeren

Selecteer het vakje om afbeeldingen met hoge resolutie vast te leggen op elk monitoring punt, voor elke monitoring ronde standaard voor nieuw toegevoegde punten.

Alle afbeeldingen worden opgeslagen in een map met dezelfde jobnaam die zich bevindt in de Trimble Access projectmap. Dit biedt de mogelijkheid het monitoringdoel en de site-omstandigheden automatisch te documenteren en in rapporten en eindproducten te gebruiken.

Zoomniveau automatisch instellen

Schakel het selectievakje in om de software in staat te stellen automatisch het zoomniveau van het instrument in te stellen dat wordt gebruikt voor het maken van afbeeldingen, op basis van de afstandsmeting naar een punt.

U kunt ook het zoomniveau voor elk doel configureren en het vastleggen van afbeeldingen voor geselecteerde punten in het scherm Monitoring punt Wijzigen in- of uitschakelen.

Vergelijk met

Eerste epoch: het resultaat met de eerste epoch vergelijken.

Vorige epoch: de resultaten met de vorige gemeten epoch vergelijken.

Eerste en vorige epoch: de resultaten met de eerste en vorige gemeten epoch vergelijken.

Als u de optie Eerste epoch of Eerste en vorige epoch selecteert, draait het instrument naar de positie van de referentiemeting. Als u de optie Vorige epoch selecteert, draait het instrument naar de laatst gemeten positie van het monitoring doel in plaats van naar de referentielocatie, wat de zoektijd verkort in gevallen waarin het monitoring doel aanzienlijk is verplaatst vanaf de beginpositie en ervoor zorgt dat het doel correct kan worden gemeten.

Verplaatsing toleranties

Definieer de tolerantiewaarde voor de monitoring punten. Als de tolerantie wordt overschreden, geeft de software een waarschuwing weer.

Oriëntatie achter residu toleranties

Definieer de tolerantiewaarde voor oriëntatie achter punten. Als de tolerantie wordt overschreden, geeft de software een waarschuwing weer.