De lijst van te monitoren punten definiëren

Om de lijst van te monitoren punten te definiëren, moet u eerst een job hebben geopend, verbinding met het instrument hebben gemaakt en een standplaats instelling hebben uitgevoerd.

  1. Tik op en selecteer Meten / Monitoring.
  2. Gebruik de softkeys onder de Puntenlijst om punten aan de lijst toe te voegen m.b.v. een van de volgende methoden:
  3. Nadat u alle gewenste controlepunten aan de lijst hebt toegevoegd, controleert u of aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • De punten moeten 3D coördinaten hebben.
    • Ten minste één van de punten is gedefinieerd als de oriëntatie achter.
    • De monitoring lijst is in de volgorde waarin u de punten gemeten wilt hebben. Om de punten op azimut te sorteren, selecteert u het keuzevakje Azimut.

    Om het instrument naar het geselecteerde punt te draaien, tikt u op Draai naar.

    Om een punt uit de lijst te verwijderen, selecteert u het punt en tikt u op Wis.

    Om te veranderen welke kolommen in de lijst worden weergegeven, tikt u op de softkey Pijl op en daarna tikt u op Toon. Selecteer keuzevakjes naar wens of schakel ze uit. Om naar de Puntenlijst terug te gaan, tikt u op OK.

  4. Druk op Vlgnd.
  5. Voer de benodigde stappen uit om de epoch te starten. Zie Monitoring starten m.b.v. de wizard.

Om de meettijd te verkorten, tikt u op de softkey Sorteren onder de puntenlijst en selecteert u Azimut richting met de klok mee. Dit sorteert de puntenlijst op de richting met de wijzers van de klok mee vanuit de referentie (oriëntatie achter) azimut, wat de tijd vermindert om meerdere doelen in verschillende richtingen te meten, door de grootte van de rotatie te beperken die het instrument bij elke meting draait.