Scannen
3D scannen is een geautomatiseerd direct reflex (DR) meetproces, dat digitaal de vorm van fysieke objecten vastlegt die u m.b.v. een laserstraal hebt gedefinieerd. 3D laserscanners creëren puntenwolken van data van het oppervlak van een object.
U kunt scans uitvoeren met behulp van een Trimble SX10 of SX12 scanner total station, of een Trimble VX Series of S Series instrument, uitgerust met Trimble VISION technologie.

Om te scannen, stelt u het instrument zo op dat u een goed zicht hebt op het object dat u gaat scannen. Wanneer u bijvoorbeeld een horizontaal oppervlak scant, stelt u het instrument zo hoog mogelijk op, zodat u het oppervlak kunt overzien. Voor een verticaal oppervlak moet het instrument zo loodrecht mogelijk t.o.v. het oppervlak worden opgesteld.
Bij het meten of selecteren van scanpunten moet u punten kiezen die zich op redelijke afstand van elkaar bevinden en een goede spreiding geven. Wanneer u bijvoorbeeld een verticaal vlak scant, geeft het kiezen van punten die zich in diagonaal tegenover elkaar liggende hoeken van het vlak bevinden de beste geometrie.
U moet en standplaats instelling uitvoeren voordat u een scan kunt uitvoeren.
Als het instrument een Trimble SX10 of SX12 scanner total station is, kunt u het instrument opstellen op een punt waarvoor geen coördinaten bekend zijn en een scan station aanmaken. Bij gebruik van een scan station kunt u alleen scans en panorama's vastleggen. Om naast gewone metingen ook scans uit te voeren, moet u het instrument op een bekende locatie opstellen en een standaard standplaats instelling uitvoeren.

Gedurende een scan wordt de volgende voortgangsinformatie in het scanvenster weergegeven:
- Panorama voortgangsinformatie (indien van toepassing).
- Het percentage van de scan dat voltooid is.
- Het aantal punten dat gescand is.
- De geschatte resterende tijd.

Als de compensator ingeschakeld is, voert de software een tilt tolerantiecontrole uit wanneer een scan wordt gepauzeerd, voltooid, of geannuleerd en vergelijkt hij de huidige tiltwaarde met de tiltwaarde die is vastgelegd toen de scan werd gestart of hervat. Als de nivellering van het instrument tijdens de scan met meer dan de gedefinieerde tilt tolerantie veranderd is, toont een tilt foutmelding de hoeveelheid verandering op de afstand opgegeven in het veld Op afstand in het scherm Scannen. Om door te gaan met de scan, of deze op te slaan, tikt u op Ja. Om de scan te annuleren, tikt u op Nee.
Er wordt geen tilt controle uitgevoerd als de scan is onderbroken doordat het instrument uitgeschakeld is vanwege onvoldoende stroomtoevoer.
De tilt verandering wordt in de scan record in Bekijk job weergegeven. Als er voor één scan meerdere tilt tolerantieberichten zijn weergegeven, wordt de grootste tilt verandering in de scan record in Bekijk job weergegeven. Als het instrument zodanig gekanteld is dat het zich buiten het compensator bereik bevindt wanneer de controle wordt uitgevoerd, toont de scan record "Compensator buiten tolerantie".

Terwijl een scan wordt uitgevoerd, zijn andere conventioneel instrument/meetfuncties niet beschikbaar. Als u tijdens een scan een conventionele meet- of instrumentfunctie nodig hebt, moet u de scan onderbreken, de gewenste bewerking uitvoeren en de scan daarna voortzetten.
Om een scan tijdens de uitvoering te pauzeren, tikt u op Pauze. Om een gepauzeerde scan te hervatten, tikt u op Doorgaan.
Als de verbinding met het instrument tijdens het scannen onderbroken wordt en het bericht "Total station reageert niet" verschijnt:
- moet u om het scannen voort te zetten opnieuw verbinden met het instrument en daarna op Doorgaan tikken.
- tikt u om de meting te beëindigen op Annuleren.
Als u op Annuleren hebt getikt en daarna opnieuw met het instrument verbinding maakt, hebt u nog steeds toegang tot de onderbroken scan. Daarvoor selecteert u Gebruik laatste in het scherm Standplaats instelling en daarna Scannen in het menu Meten. U wordt gevraagd of u de vorige scan wilt voortzetten of de gedeeltelijk vastgelegde scan wilt downloaden.

Nadat de scan voltooid is, worden de naam van het scanbestand en de scan eigenschappen in het job bestand opgeslagen.
Wanneer u een scan verwijdert, wordt de scandata toch opgeslagen, maar de record wordt gemarkeerd als verwijderd. Ga naar de scan record in het scherm Bekijk job om het verwijderen van een scan ongedaan te maken.
Gescande punten worden niet in het job bestand opgeslagen en niet in de Punt manager weergegeven.
- Gescande punten van Trimble VX Series of S Series instrumenten worden naar een TSF bestand geschreven, dat in de map <project>\<Job naam> Files wordt opgeslagen.
-
Gescande punten van een Trimble SX10 of SX12 scanner total station worden naar een RWCX bestand geschreven, dat in de map <project>\<Job naam> Files\SdeDatabase.rwi wordt opgeslagen.
Wanneer een scanpunt gemeten m.b.v. een Trimble SX10 of SX12 scanner total station in de job wordt gebruikt, bijvoorbeeld in een Cogo berekening, wordt er in de job een punt aangemaakt op dezelfde positie als het scanpunt.
- Panorama beelden worden als JPG bestanden in de map <project>\<Job naam> Files opgeslagen.
Als een scan meer dan 100.000 punten bevat, worden de punten niet weergegeven op de kaart of in de Punten manager.
U kunt het JOB of JXL bestand in de Trimble Business Center of Trimble RealWorks Survey software importeren. Bijbehorende TSF, RWCX en JPEG bestanden worden tegelijkertijd geïmporteerd.
Wanneer u DC bestanden aanmaakt, ofwel op de bedieningseenheid of wanneer u het bestand download met kantoorsoftware, wordt de data van het (de) TSF bestand(en) die bij de job hoort in het DC bestand ingevoegd als normale conventionele waarnemingen.
Om scandata te exporteren, tikt u in het scherm Jobs op Exporteren. Selecteer Kommagescheiden in het veld Bestandsformaat en tik daarna op Accept. In het scherm Selecteer punten selecteert u Scanbestand punten. Er verschijnt een bericht als de export voltooid is.