Statusbalk
De statusbalk bevindt zich boven aan het scherm als er een job geopend is. Hij toont informatie over de apparatuur die met de bedieningseenheid verbonden is en biedt toegang tot vaak gebruikte functies.
Statusbalk bij conventionele meting
Statusbalk bij GNSS meting

Items die meestal op de statusbalk aanwezig zijn:
Item | Naam | Beschrijving |
---|---|---|
|
Menu knop |
Op tikken om het menu te openen. |
![]() |
Applicatie symbool |
Toont de huidige Trimble Access app. Als u maar één app geïnstalleerd hebt, toont de statusbalk altijd het Inmeten Algemeen symbool. Om naar een andere app te wisselen, tikt u op het symbool en daarna selecteert u de app die u wilt activeren. In de modus Staand verschijnt het app symbool niet op de statusbalk. Om naar een andere app te wisselen, tikt u op |
Datum en tijd |
Toont de huidige datum en tijd. |
|
Statusregel |
De statusregel toont een bericht als er een gebeurtenis of actie plaatsvindt. Tik op de statusregel om van het ene naar het andere instrument te wisselen tijdens geïntegreerd meten. De statusregel wordt uiterst rechts van de statusbalk weergegeven. |

Het Batterij status deel van de statusbalk toont de status van de batterij in de bedieningseenheid en apparaten verbonden met de bedieningseenheid. Als de bedieningseenheid meer dan één batterij heeft, wordt de batterijspanning van elke batterij weergegeven.
Om het scherm Batterij status te bekijken, tikt u op het batterij status deel van de statusbalk.

Tijdens een conventionele meting worden waarden voor de huidige horizontale hoek of verticale hoek en afstand op de statusregel getoond.

Om te bekijken:
- het scherm Instrument functies - op het Instrument symbool op de statusbalk tikken.
- het scherm Instrument instellingen - het Instrument symbool op de statusbalk ingedrukt houden.
Het Instrument symbool geeft het type verbonden instrument aan. Er worden symbolen aan het Instrument symbool toegevoegd om de status aan te geven.
Symbool | Geeft aan |
---|---|
![]() |
Dat de software verbonden is met een Trimble SX10 of SX12 scanner total station. De instrument hoogte wordt getoond als er een standplaats instelling uitgevoerd is. |
![]() |
De SX10/SX12 is verbonden met de bedieningseenheid via Wi-Fi. De sterkte van het Wi-Fi signaal wordt aangegeven onder het Wi-Fi symbool. |
![]() |
De SX10/SX12 EDM is in de standaard (STD) modus. Het middelt de hoeken terwijl een standaard afstandmeting plaatsvindt. |
![]() |
De SX10/SX12 EDM is in de standaard (STD) modus. De laser aanwijzer is ingeschakeld (alleen SX12). |
![]() |
De SX10/SX12 EDM is in de standaard (STD) modus. Het instrument is vastgezet op het doel (prisma). |
![]() |
De SX10/SX12 EDM is in de tracking (TRK) modus. Het meet continu afstanden, waarbij de statusregel telkens wordt bijgewerkt. |
![]() |
De SX10/SX12 EDM is in de tracking (TRK) modus en de DR modus is ingeschakeld. |
![]() |
De SX10/SX12 EDM is in de tracking (TRK) modus. DR modus is ingeschakeld. De laser aanwijzer is ingeschakeld (alleen SX12). |
![]() |
Een witte cirkel boven het instrument geeft aan dat de doel verlichting (TIL) ingeschakeld is. |
![]() |
Dat de software verbonden is met een Trimble VX Spatial Station of Trimble S Series total station. De instrument hoogte wordt getoond als er een standplaats instelling uitgevoerd is. |
![]() |
Dat de software verbonden is met een Trimble C5 total station. |
![]() |
Dat de software verbonden is met een Trimble M3 total station. |
![]() |
De software is verbonden met een Spectra Geospatial FOCUS 50 total station. |
![]() |
De software is verbonden met een Spectra Geospatial FOCUS 30 of 35 totaal station. |
![]() |
Het instrument is vastgezet op het doel (prisma). |
![]() |
Het instrument is vastgezet op en meet naar het doel (prisma). |
![]() |
Het instrument is in Fast Standard (FSTD) modus. Het middelt de hoeken terwijl een Fast Standard meting wordt uitgevoerd. |
![]() |
Het instrument is in Standard (STD) modus. Het middelt de hoeken terwijl een standaard afstandmeting plaatsvindt. |
![]() |
Het instrument is in Tracking (TRK) modus. Het meet continu afstanden, waarbij de statusregel telkens wordt bijgewerkt. |
![]() |
Het instrument is vastgezet op het doel (prisma) en ontvangt een EDM signaal terug van het prisma. |
![]() |
De laser aanwijzer is aan (alleen in DR modus). |
![]() |
De high power laser pointer is aan. |
![]() |
Er worden geen radiosignalen van het robotic instrument meer ontvangen. |
![]() |
De compensator is uitgeschakeld. |
![]() |
Auto verbinden is uitgeschakeld. Tik eenmaal op het symbool om auto verbinden opnieuw te starten. Tik nogmaals op het symbool om de Opties voor auto verbinden te configureren.Tik nogmaals op het symbool om de Auto verbinden instellingen te configureren. |

Om het doel of de doel instellingen te wijzigen, tikt u op het Doel status symbool op de statusbalk. Zie Prisma hoogte.
Symbool | Geeft aan |
---|---|
![]() |
Het prisma is vastgezet. "1" geeft aan dat prisma 1 in gebruik is. De prismaconstante (in millimeter) en prismahoogte worden rechts van het pictogram getoond. Bij het meten van een punt met een twee prisma offset worden er twee prismaconstanten weergegeven. |
![]() |
Het instrument is in Direct Reflex modus. |
![]() |
Het prisma symbool roteert, om aan te geven dat op het instrument Autolock ingeschakeld is, maar momenteel niet op een prisma vastgezet is. |
![]() |
FineLock is ingeschakeld. |
![]() |
Lange-afstand FineLock is ingeschakeld. |
![]() |
GPS Zoeken is ingeschakeld. |
![]() |
Onderbroken doelmeting is ingeschakeld. |

Tijdens een GNSS meting wordt precisie informatie voor de huidige positie op de statusregel getoond.

Het getal onder het satelliet symbool geeft het aantal satellieten in de oplossing aan als u een meting gestart hebt, of het aantal satellieten dat wordt gevolgd als u nog geen meting hebt gestart. Om het Satellieten scherm te bekijken, tikt u op
.
Als er [A] of [B] naast het aantal satellieten in een RTK meting wordt weergegeven, wordt er een onafhankelijke subset van satellieten gebruikt. Zie Onafhankelijke subsets van satellieten gevolgd in RTK-metingen gebruiken.

Om te bekijken:
- het scherm GNSS functies - op het GNSS ontvanger symbool op de statusbalk tikken.
- het scherm Ontvanger instellingen - het GNSS ontvanger symbool op de statusbalk ingedrukt houden.
Het GNSS ontvanger symbool geeft het type verbonden GNSS ontvanger aan:
Symbool | Geeft aan |
---|---|
![]() |
Trimble R12i ontvanger, waarbij IMU tiltcompensatie ingeschakeld en de IMU gealigneerd is. Metingen worden gecorrigeerd voor tilt van de ontvanger. Precisiewaarden voor de huidige meetstokpunt positie worden weergegeven. |
![]() |
Trimble R12i ontvanger, waarbij IMU tiltcompensatie ingeschakeld is, maar de IMU niet gealigneerd is. Metingen worden niet gecorrigeerd voor ontvanger tilt. Er worden geen precisiewaarden weergegeven. |
![]() |
Trimble R12i ontvanger, waarbij IMU tiltcompensatie niet ingeschakeld is. De ontvanger werkt in alleen-GNSS modus. Er worden precisiewaarden voor het APC weergegeven. |
![]() |
Trimble R10/R12 ontvanger |
![]() |
Trimble R8s ontvanger |
![]() |
Trimble R7 ontvanger |
![]() |
Trimble R9s of NetR9 Geospatial ontvanger |
![]() |
Trimble R8 ontvanger |
![]() |
Trimble R2 ontvanger |
![]() |
Trimble SPS986 GNSS Smart Antenna, waarbij IMU tiltcompensatie ingeschakeld en de IMU gealigneerd is. Metingen worden gecorrigeerd voor tilt van de ontvanger. Precisiewaarden voor de huidige meetstokpunt positie worden weergegeven. |
![]() |
Trimble SPS986 GNSS Smart Antenna, waarbij IMU tiltcompensatie ingeschakeld is, maar de IMU is niet gealigneerd is. Metingen worden niet gecorrigeerd voor ontvanger tilt. Er worden geen precisiewaarden weergegeven. |
![]() |
Trimble SPS986 GNSS Smart Antenna, waarbij IMU tiltcompensatie niet ingeschakeld is. De ontvanger werkt in alleen-GNSS modus. Er worden precisiewaarden voor het APC weergegeven. |
![]() |
Trimble 5800 ontvanger |
![]() |
Trimble 5700 ontvanger |
![]() |
Spectra Geospatial SP60 ontvanger |
![]() |
Spectra Geospatial SP80 ontvanger |
![]() |
Spectra Geospatial SP85 ontvanger |
![]() |
Spectra Geospatial SP90m ontvanger |
![]() |
Auto verbinden is uitgeschakeld. Tik eenmaal op het symbool om auto verbinden opnieuw te starten. Tik nogmaals op het symbool om de Opties voor auto verbinden te configureren.Tik nogmaals op het symbool om de Auto verbinden instellingen te configureren. |

Om meer gedetailleerde status informatie te bekijken, tikt u op het real-time correctie informatie deel van de statusbalk.
Symbool | Wat geeft het aan |
---|---|
![]() |
Er worden radiosignalen ontvangen. |
![]() |
Er worden geen radiosignalen meer ontvangen. |
|
Er worden GSM modemsignalen ontvangen. |
![]() |
GSM modem heeft opgehangen, of is gestopt met het ontvangen van correcties. |
![]() |
Er worden radiosignalen ontvangen. xFill® is klaar om indien nodig RTK te leveren. |
![]() |
Er worden geen radiosignalen meer ontvangen. xFill maakt doorgaan met RTK mogelijk. |
![]() |
Er worden SBAS of OmniSTAR® signalen ontvangen. |
![]() |
Er worden RTX satellietsignalen ontvangen en er wordt een RTX positie gegenereerd. |
![]() |
Er wordt data van de RTX satelliet ontvangen, maar er kan nog geen RTX positie worden gegenereerd. |
![]() |
Er is een RTX meting actief, maar er wordt nog geen data van de RTX satelliet ontvangen. |
![]() |
Een wordt een punt gemeten. |
![]() |
Er worden continu punten gemeten. |
![]() |
Er wordt een punt gemeten m.b.v. een Trimble ontvanger met IMU tiltcompensatie. |
![]() |
Er worden continu punten gemeten m.b.v. een Trimble ontvanger met IMU tiltcompensatie. |
![]() |
Er is een real‑time meting actief en de base datastroom van een netwerkverbinding wordt doorgestuurd naar de rover. |
![]() |
De real‑time base datastroom van een netwerkverbinding is gepauzeerd. De stroom van base data van de netwerkverbinding wordt indien nodig automatisch hervat. |
![]() |
Er is een real‑time meting actief en er wordt base data via een netwerkverbinding ontvangen, maar de positie oplossing van de ontvanger gebruikt die base data nog niet. |
![]() |
Een real‑time meting met base data van een netwerkverbinding is gestopt. De netwerkverbinding met het base station blijft behouden, maar de real‑time base datastroom wordt niet naar de rover doorgestuurd. |
![]() |
Er is een real‑time meting actief, maar er kan geen base data van een netwerkverbinding worden ontvangen. |

De huidige antennehoogte wordt onder het antennesymbool getoond. Als het antennesymbool hetzelfde is als het ontvangersymbool, wordt de interne antenne gebruikt.
Om de huidige antenne instellingen te wijzigen, tikt u op het antennesymbool op de statusbalk.